Binnen een maand nadat koning-stadhouder Willem III op 19 maart 1702 kinderloos was overleden, kwam er bij de magistraat een brief binnen die was geschreven namens baron Von Schmettau, geheimraad van koning Frederik I van Pruisen. Koning Frederik I was een zoon van Louise Henrietta, dochter van prins Frederik Hendrik, en van Frederik Willem van Brandenburg, de Grote Keurvorst, en maakte uit dien hoofde aanspraak op de erfenis van Willem III en dus ook op de Heerlijkheid Willemstad. De magistraat besloot Z.K.M. van Pruisen "met zodanig onwaardeerbaar verlies" te condoleren en, mochten de Staten-Generaal verklaren dat Z.M. gerechtigd zou zijn tot het bezit van de Heerlijkheid Willemstad, dan zou de magistraat hem als zodanig erkennen.
De afwikkeling van de erfenis van Willem III duurde tot 1732, maar Willemstad bleef een heerlijkheid van Oranje.
Lees meer: Stadsgeschiedenis van Willemstad in de 18e eeuw